Skip to main content

Een eenzame etalage

David Hamers

 

Wandelen, zitten, wachten, eten, drinken, dansen, demonstreren – wat doen we eigenlijk niet in de openbare ruimte? Nou, een heleboel. Niet alles mag worden gezien, niet alles wordt getolereerd, al is het wel steeds meer geworden in de afgelopen decennia. We zien meer huid op straat dan vroeger. We horen er meer muziek. Terrassen hebben bezit genomen van pleinen, er zijn stadstranden en met een laptop werken we in het park.

Het gebruik en het aanzien van de stad is hierdoor geleidelijk veranderd. Het afgelopen jaar kwam daar een heel snelle verandering overheen. Het coronavirus maakte een eind aan festivals en introduceerde het ontsmettingspompje. Voor de supermarkt moesten we opeens in de rij staan, voor winkelen werd een reservering verplicht, theaters sloten hun deuren. Tegelijkertijd maakten velen lange wandelingen door de lege stad en ontdekten zo, op hun nieuwe rondje, wijken waar zij voorheen niet kwamen. Ook werden activiteiten die voorheen binnen plaatsvonden naar buiten verplaatst: buurtborrels op anderhalve meter afstand op de stoep, wijkparken als sportschool.

Deze abrupte veranderingen tellen op bij de transformaties die al langer gaande zijn. De stad verandert. Als er iets is dat steden kenmerkt, is het misschien dat wel: verandering. Waar kantoren bijvoorbeeld lange tijd een plek waren voor concentratie, ontwikkelden ze zich meer en meer tot overlegruimtes. Tot de wal het schip keerde en werknemers de kantoortuin ontvluchtten en thuis gingen werken. Dat we vervolgens gedwongen door de pandemie thuis onze collega’s gingen ontmoeten, op het computerscherm uiteraard, kwam onverwacht. De term interface kreeg voor velen een nieuwe betekenis, die van een membraam dat letterlijk medieerde tussen gezichten: dichtbij op afstand, met beweging en geluid, versterkt door chats en emoji’s, maar ook met veel storingen, ruis, misverstanden, ergernis en vermoeidheid. Het Zoom-scherm laat immers niet alles door; in sommige gevallen is dat irritant, in andere is het maar goed ook. Hoe dit nieuwe schermwerk op zijn beurt de klassieke werklocaties in de stad weer gaat beïnvloeden, is nog onduidelijk. Datzelfde geldt voor de verplaatsingen naar het werk: neemt de trap naar de zolderkamer het voorgoed over van de fietstocht naar het perron of gaan we toch weer zij aan zij de trein in?

Naast de werkplek is de winkel een toonbeeld van de veranderende stad. Onlineshopping veroorzaakt al jaren leegstand. Dozen waar rekken stonden en borden ‘Te Huur’ die over winkelnamen zijn geplakt, weerspiegelen ons collectieve gedrag. We kopen minder in de stad; winkelen doen we steeds vaker thuis. Daaraan gaf corona het afgelopen jaar nog een boost. De drukke winkelstraat en de volle winkel waren, voor wie ervan houdt, even een stuk minder aantrekkelijk. En ook in het geval van winkelen zijn er, net als bij het werken, effecten te zien op straat. In het oog springen de lege etalages. Wat de afgedankte wasmachine op een straathoek doet met de sfeer in een slechte woonwijk, doet de lege winkelruit met een winkelstraat. Een eenzame etalage toont verval. Voor passanten is dit misschien hooguit vervelend, maar bezoekers haken af. Pop-up- en conceptstores kunnen de neergang tijdelijk verhullen, maar er komt een moment dat de te hoge winkelhuur waaraan private vastgoedeigenaren willen vasthouden de publieke kwaliteit van de stad gaat bedreigen. Het vervelende is namelijk dat de rotte tanden in het witte gebit besmettelijk zijn.

Een reeks aangetaste etalages is geen aanlokkelijk gezicht. Dat komt niet alleen door het ontbreken van mooie spullen achter de ruit. In een leeg etalageraam valt de weerspiegeling van jezelf meer op. Wie het raam niet passeert, maar even stilhoudt, staat al snel naar zichzelf te kijken: je wordt aangestaard door iemand met een wat verweesde blik. Wat doe ik hier? Voor me is niets te zien en ook achter me loopt er niemand voorbij. Het is niet enkel de etalage die eenzaam is.

Street View herprogrammeert lege etalageramen. Dat is van belang voor de stad en waardevol voor de stedelingen. De schermen tonen van nabij wat er ver weg gebeurt. Dat kan verwarren, verstoren. Wat een rare plek; hier ziet het er heel anders uit. En wat doen ze daar rare dingen; dat gedrag zou hier niet kunnen. Of juist, dat deden we hier ook, nog niet zo lang geleden; dat doen we nu niet meer, zouden we dat weer gaan doen? Bovendien speelt er zich niet alleen op de schermen achter de ramen maar ook daarvoor op straat van alles af. Voorbijgangers houden hun pas in, verzamelen zich en worden bezoekers. Dat roept vragen op. Hoe deden we dat ook alweer, samen kijken, bekeken worden en praten over wat we vinden van wat we zien? Ogen open, handen thuis. Een ongezouten mening, een voorzichtige vraag. Misschien niet alleen aan huisgenoten of goede bekenden, maar ook aan vreemden die we, ook als is het in dit programma maar even, nodig hebben om een publiek te vormen.